15 April 1945 avond
Zondagavond 10.00 uur 15 April 1945
De derde nacht in de kelder is aangebroken, we zijn die 3 dagen nog niet uit de kleren geweest. Zoo nu en dan wordt er wat geschoten. Op het ogenblik is het weer erg stil. Wat zal deze nacht ons brengen?
3 uur later
Het gaat verschrikkelijk naar toe. Je hoort inslagen maar je kunt je slecht oriënteren hier in de kelder, het lijkt of het zwaartepunt hier in de omgeving ligt. Herhaaldelijk vallen er scherven op het dak of buiten in het grint.
Het is nog niet zoo erg geweest, soms lijkt het of het hier vlak bij inslaat, zoo gaat het er dan naar toe, maar dat kan ik me ook verbeelden. Daar valt weer een scherf op het dak, dat geeft toch te denken! Dina kijkt wat verwilderd in het rond. Zoojuist vroeg ze me of we geen deksel van de waschketel boven het hoofd van de kinderen kunnen houden, tegen de scherven. Hier wist ik geen antwoord op.
Zoo nu en dan met een flinke explosie, begint de kaars te flikkeren en moet ik even wachten tot ze weer helder brandt, voor ik door kan gaan met schrijven. De kinderen slapen gelukkig door alles heen en Cisca de onverstoorbare, moppert mee en dan om dat ze niet kan slapen vanwege de herrie buiten. En ik, ik ben niet bang, maar knijp hem toch wel een beetje, als ik aan de enge ruimte denk waar we in zitten opgesloten als . . . . .
Er schiet me juist een gedicht te binnen, waar ik troost uit hoop te putten:
Een mensch lijdt het dikwijls het meest
Door ’t lijden dat hij vreest
Maar dat nooit op komt dagen
Darrom heeft hij meer te dragen
Dan God te dragen geeft.