30 December 1944
Zaterdag 30 December 1944
Met de fiets van Dina ben ik er ’s morgens om half tien op uit gegaan. Eerst naar Nijbroek, maar wat een genot als je dat eind altijd gelopen hebt en dan eens een keer op de fiets, al zijn het dan maar surrogaat banden, een stuk autoband op de vellingen gemonteerd. Maar dat merk je al niet meer, als je niet meer weet hoe een gewone fiets het doet.
Bij Berends heb ik een tarwebrood gehaald, wat ze voor me hadden laten bakken en ook heb ik daar m’n extra rantsoen boter gekregen. Toen heb ik de stoute schoenen aangetrokken en ben naar boer Kluin gegaan en heb gevraagd of ze ook een kleinigheidje voor ons te koop hadden. En niet voor niets, ik kreeg een metworst en een stukje vet. Dat was toch weer mooi van die menschen, want ook eerder heb ik daar al wat tarwe en rogge gehad.
En overmoedig geworden door dit resultaat, ben ik naar boer ……. gegaan, een grote boer volgens mijn begrippen. Eerst een oprijlaan voor dat je aan het grote boerenhuis komt, met veel grond er om heen. Nu dat is me vies tegengevallen, want hij had niets te missen. Toch hield ik nog maar even aan, want dat zo’n groote boer nu helemaal niets voor me had, wilde er bij mij niet in. Je kunt zei hij wel een rode en witte kool krijgen en nam hij me mee naar het schuurtje, wat een eindje van het huis afstond. Daar kreeg ik m’n kool en een paar handenvol bevroren peren die er ook nog stonden. Terwijl ik dit in m’n tasch aan het laden was, werd de boer van uit het woonhuis geroepen en liet me alleen. Hij had nauwelijks z’n hielen gelicht, of ik ben ook maar eens op onderzoek uitgegaan, toen vond ik een kist appels, ook bevroren natuurlijk. Jammer dat die lui alles maar laten bevriezen, daar kun je aan zien dat ze nog geen armoe kennen. Affin ik heb er een kilo of drie van in m’n tasch geladen en ben weer op de terugweg naar Apeldoorn gegaan.
Maar toen kreeg ik die snijdende wind op kop, wat lang niet mee viel en daarbij vroor het ook nog hard en op die hoge kanaaldijk naar Apeldoorn toe was het helemaal niet te harden. De wind blies dwars door je zielement heen.
Toch ben ik er onderweg nog een keer afgestapt, want ergens waren ze aan het dorschen, buit 1 pond rogge voor een kwartje, niet veel maar ’t is toch mooi meegenomen.
Maar met het geen ik meebracht waren Ciska en Dina dik tevreden en toen ik vertelde van die bevroren appels, waar op het ogenblik de kinderen gretig de tanden inzetten, zeiden ze, had de hele kist maar mee genomen. Toen zijn Dina en ik er op uitgegaan om melk (taptemelk) op de bon, maar niets te krijgen.
Om 5 uur terug komen! – Ik om kwart voor 5 er weer naar toe, er stond al wel een honderd man voor me, maar de melk was er nog niet, ik sloot me bij de wachtenden aan en toen maar wachten, m’n voeten voelde ik op het laatst niet meer zoo koud waren ze. Om ruim 7 uur kwam er melk en kon ik mijn 2 liter taptemelk krijgen. Maar de uitlatingen en vloeken die door al die wachtenden aan het adres van de mof gebezigd zijn, kan ik hier beter achterwege laten, maar ze hadden het eens moeten horen. Maar erg is het, uren in de kou te moeten staan, (er waren menschen die er om 3 uur al stonden) en dat allemaal voor een beetje blauwselwater om het nieuwe jaar te vieren.
Ik zit op het ogenblik bij Vlottes te schrijven, omdat we in de Bartelsweg zonder licht zitten, dank zij de accu die Jo Vlottes van tijd tot tijd bij de weermacht laat vullen, waar hij als electricien aan het werk gesteld is.
Ook hier worden met veel smaak de appels van die gierige boer gegeten en nu heb ik ook spijt dat ik er niet veel meer weggenomen heb.