Startpagina | LINKS | CONTACT

De dood van juffrouw Bos

1922

Drie maal in de week handwerken. Om de dag. En het lag Dina niet. Zou juf zo veel malen taal of opstellen maken bevelen, dat zou haar een intense vreugde zijn. Opstellen maken gebeurde eens per drie maanden. Zowat alle kinderen hadden daar weer een afschuw van. Haar handen stonden gewoon verkeerd voor breien of verstellen. De witte kous zag er dan ook poezelig uit en was zo stijf als een plank, om van de fouten niet te spreken. Elke morgen na het breien legde ze met een zucht van verlichting het knoeiwerk neer. En elke morgen na het breien ervoor zat haar keel dicht van angst voor de juffrouw. Zo wat iedere keer kreeg ze standjes. En ze deed nog wel zo verschrikkelijk haar best, maar 't ging gewoon niet. Juffrouw Bos was trouwens de strengste niet. Juffrouw Leigh was veel moeilijker. Sinds verleden jaar was ze van de school in de Mariastraat af. Alleen kinderen die werden opgeleid voor Mulo of HBS bleven. Nu was ze op het klompenschooltje in de Kanaalstraat. "De armeluis-school" zei vader smalend. " 't was niet erg" dacht Dina, deze juf was redelijk, maar standjes bleven.



De dood van juffrouw Bos

Juffrouw Bos streek altijd even met de breipen door het haar als de pen uit was. Een gewoontegebaar die 't kind nauwkeurig volgde, maar nooit vergat juf het. En ze hadden allen een schort voor. Een jurk was niet zomaar gewassen. Het was weer de dag voor handwerken, maar de kinderen waren er vrij van. Maar dit keer was Dina er niet blij om. De juf was dood; zo maar van de één op andere week. Hoe kon dat nu zo op eens. In het prille leventje kwam dood niet voor. 't kind hoorde er wel eens van. De een zei bloedvergiftiging een ander weer tetanus, omdat ze altijd door het haar streek met de breinaald. Huilend kwam Dina thuis. Had ze dan zo veel om de juffrouw gegeven?Ze wist het niet. Het maakte alleen een verschrikkelijke, alles overheersende indruk op haar! Dood, stil liggen, onder de grond gestopt! Angst, onbestemde angst. Stil ging ze bij het nachtkastje zitten om te eten. Om de tafel was geen plaats meer en vader had op een verkoop wat kastjes gekocht en daar zat ze nu te snikken. "Wat mankeert die" vroeg vader aan mamme. "Juf van school is dood." Vader ging naar Dina toe, gaf haar een kus, aaide met z'n eeltige hand, die toch ook zo erg hard kon slaan, over haar halflang peenharig hoofdje en trooste "arme, arme meid" En daar bedoelde hij niet de gestorven juffrouw mee, maar z'n eigen verdrietige dochter, bij het onaangeroerde bord bieten met spek, waar ze anders zo dol op was. Het eerst grote leed was haar entree gaan doen in haar kinderziel. Over een paar dagen moest juf begraven worden en alle kinderen gingen mee. Dina had geen zwarte jurk, dat moest. Zwarte kousen had ze altijd aan, maar waar zou ze nu een zwarte jurk kunnen lenen. Mamme zei: "Ga naar Nollie", dat was een nichtje, die heeft er wel één. Nu, die kreeg ze meteen zolang. Met een rose schelpachtig borduursel rechts op de borst. Dina vond 'm erg mooi, maar beleefde er geen plezier van, nu ze wist waarvoor de jurk aan moest. Hij paste goed, natuurlijk, zowat dezelfde leeftijd. Hij prikte wel erg, het kriebelen hield niet op, maar dat was altijd bij dat ruwe kamgaren, net als bij sajetkousen. Kleine verdrietigheden in een kinderleven, toch moesten ze allen er onherroepelijk mee leven. De vrijdag brak aan. Slapeloze nacht voor de kleine Dina. Ach veel liever was ze niet meegegaan, doch dat was uitgesloten. Op school werden alle kinderen verzameld en in optocht naar het kerkhof op de Soerenseweg. Een somber gezicht. Zwarte strikken in de haren, donkere jurkjes, sombere gezichtjes, fluisterende onderwijzers. Daar was het kerkhof. Een groot praalgraf direkt al bij 't hek. Engelen hielden de wacht. Overleden door de val vanaf een paard kon je lezen. Het maakte indruk, maar verder ging de stoet, rechts af. Even later hield de stoet stil en wachtte iedereen geduldig, stil en gelaten, op de droevige familieschare met de sombere kist. Daar waren ze! De dragers met hun steekhoeden! De bruine kist met donker kleed in hun midden en daarin lag - o, Dina kon het niet begijpen - daarin lag de handwerkjuffrouw, die wel veel standjes uitdeelde, maar toch ook weleens aardig was. Dina was zo gauw tevreden en teerde zo lang op een vriendelijk woord. De kist werd neergezet, er werd gesproken, gebeden en gezongen, maar 't ging allemaal langs 't kind heen. Ze zag alleen die kuil, die kist en die donkere mannen. Ze keek hen er op aan, toen ze de touwen neerlieten en de kist met een doffe plof op het zand neer kwam. Zo intens beleefde ze dit alles, dat ze zestig jaar later alles nog helder voor de geest kon halen. Voor juffrouw Bos was een ander in de plaats gekomen. Niet slechter, niet beter.