Startpagina | LINKS | CONTACT

Kruidenier Kortebein

Kruidenier Kortebein

De honger naar lezen blijft zo lang ik leef. Maar in de kindertijd, toen ik niet zo veel kon lezen als ze wilde, omdat het lenen te duur was, heb ik er onder geleden dat ik niet op tijd in die behoefte kon voorzien, hoewel moeder haar toch vaak vijf centen gaf. De openbare bibliotheek was er wel, maar kostte jaarlijks nogal wat. Mijn vader was er lid van. Ik las vaak in die grote boeken "De aarde en haar volkeren" en andere studieboeken, maar 't ging boven mijn pet. Ik speelde in m’n eentje. Dat gebeurde nogal eens, al had ik toch ook wel mijn vriendinnetjes in de buurt. Het wemelde zelfs van kinderen.
Ik tekende met een stok een huis. 't Werd zelfs een villa. Eén met suitekamers, een marmeren gang en brede trap. Zelfs een badkamer ontbrak niet. In de kinderboeken las ik veel van: "Er was eens" en wist precies hoe het er uitzag in die grote huizen in de parken. De fantasie speelde mij weer parten. Ik beleefde alles tot in de kleinste details. Dat ik enig kind was en woonde in een soort kasteel, was verwend en niet in 't bad wilde, niets lustte en het mooiste speelgoed had. Kortom, alles wat ik natuurlijk graag wilde drukte ik weg en 't verwende kind kwam er voor in de plaats. Ik huilde als ik moest eten, brulde als ik in 't bad moest en protesteerde als ik de mooie kleren aan moest trekken. Was het een afreageren omdat ik dit alles niet had? Ik wist het niet, dacht er niet over na en leefde zich zo in in mijn spel, dat ik alles om me heen vergat, behalve dit ogenblik in droomtoestand. Toen kwamen de anderen buitenspelen, liepen door het "landhuis" of "kasteel" en de nuchtere werkelijkheid was daar weer. Moeder riep: "Dina, Dina, ga even naar Kortebein." Kortebein was dus het kruidenierswinkeltje. De grote koffiemolen op de toonbank imponeerde me erg. De gele koekjestrommels ook met “allerhande” er op. Zelfs de kaasschaaf, die de onsen kaas sneed, "niet zo dik Kortebein" hadden mijn ontzag. Ik zei de kruidenier nooit gedag. Ik wilde wel, graag zelfs, maar durfde niet. Omdat ik zo stug was, waren de mensen ook niet overmatig vriendelijk voor mij; als ik een snoepje kreeg zelfs nog niet. Wat moest ik ook al weer halen? O ja, een ons koffiebonen en een ons roomboter. De roomboter was voor moeder. Die lustte het liefst een schraapseltje roomboter op haar brood en verder geen beleg. Die weelde veroorloofde ze zich. En wij, hongerige wolven, wij aten alles wat los en vast zat. De kinderen en vader aten ook alles.
Moeder was een beschaafd type. Ze kwam uit een conservatief gezin, streng protestant, zuinig en eerlijk. Nooit heeft ze ruzie gehad in de buurt of familie. Erg inschikkelijk, ook thuis, te zelfs. Vader overheerste in sterke mate. Hij domineerde niet alleen over de kinderen, maar ook over de moeder. Zij keek haar man naar de ogen, voordat hij z'n mond al los deed. Ik liep voorzichtig met de boodschappen naar huis. Het boekje waar de kruidenier de boodschappen opschreef onder mijn arm. Eén maal in de week werd alles betaald en vaak 's winters als vader weinig of niets verdiende, werd niets betaald. Onmacht, dat wel, maar voor het kleine kruideniertje ook niet prettig. Daarom had hij tegen mij gezegd: "Vraag aan je moeder wanneer ze de rest betaald, er staat nogal wat." Ik kreeg een onbehagelijk gevoel. Zo klein als ik was, schaamde ik me diep voor de schande mij toegeworpen. Ik bracht het gezegde over. Vader onstak in toorn: "Zijn ze nou helemaal bedonderd, om er naar te vragen, ze hadden het heus wel eens gekregen." "En nou", hij keek met driftige ogen naar moeder, "en nou ga je maar naar Wieriks". Die woonde in de Nieuwe Hofstraat, ook vlakbij. Moeder durfde vanzelf niet meer naar Kortebein te gaan. Ze besefte wel dat de kruidenier alle recht had om naar z'n geld te vragen, maar ze had het niet. Ongelukkig staarde ze naar het onsje roomboter. Het was onverantwoord, de weelde om roomboter te kopen, terwijl ze er geen geld voor had. Maar ze was er zo zuinig mee, het enige wat ze haar zelf eens een enkele keer gunde. Het smaakte niet meer.

Vader ging zich wassen in een emmer in 't achterhuis. Peinzend keek moeder naar mij: "Hebben ze nog meer gevraagd of wat over de boter gezegd?" Nu, dat hadden ze niet en ik leefde met het verdriet van mijn moeder mee, zo als altijd. Menigeen maakte zich niet zo druk over wat schuld, maar moeder was zo eerlijk; wilde ieder het zijne geven en gaf mij, die nu in het complot zat, zo nu en dan een kwartje om af te lossen, met de belofte niets aan vader te vertellen. Ze begreep ook wel dat het niet erg logisch van vader was om niet te betalen en naar een ander te gaan.