Startpagina | LINKS | CONTACT

Verliefd op een bakker

Verliefd op een bakker

Een oom kocht een stukje grond tegen over de winkel en ging bouwen. Het werd een mooi pand en 't is later voor 't verkeer weer verdwenen. We trokken erin en 't was ruimer en meer werk. Ik werd ook verliefd op een bakker, die waarachtig mij ook vroeg. Maar ik durfde niet met 'm aan de arm te lopen, " 't is zo warm", zei ik dan en pakte een stokje van de grond van verlegenheid en ging er mee zitten spelen. "Is dat niet warm?" vroeg hij sarcastisch. De andere dag, toen ik de grote zak wasgoed naar de wasserij bracht op de Eendrachtstraat, kwam ik 'm tegen. Hij zwaaide z'n bakkersmand weerom, zeilde langs me heen en sprak nors: "Ik ga niet meer mee." Nu, hij had schoon gelijk, maar hij was m'n eerste "grote liefde" en een hele tijd zorgde ik dat ik boven de slaapkamers ging doen om hem voor de ramen te bespieden als hij langs kwam met z'n bakkersmand.
Hij vroeg me nooit weer (wat ik wel hoopte).

Omdat we op de hoek Eendrachtstraat/Arnhemseweg woonden zag je 's zomers ook toen al, veel dagmensen reizen in bussen. Ik, die nooit ook maar één dag vakantie had, benijdde hun jaloers. Ik zat buiten aardappels te schillen en des 's Zaterdagsmiddags was eenieder vrij, behalve dienstmeisjes. Dan kwamen de jongelui langs, opgepoetst, schoongewassen en vooral de fietsen glommen intens, want dat hoorde bij de Zaterdagmiddagse ceremonie. En ik zat daar met m'n mandje en m'n aardappels op een oude kist en was 's avonds nog later dan anders. Maar gelukkig waren de winkels 's Zaterdags tot tien uur los. In de week zei mijn oom nog wel eens een enkele keer: "Dina ga jij eens naar Scholderman" (dat was een lompenzaak achter op de Arnhemseweg). Dan moest ik een hele zware schepersmand, op een mannentransportfiets (fiets extra sterk) torsen met koeiebotten. Ik moest er naast lopen, ik redde het trouwens anders ook niet. Ik schaamde me ontzettend, maar weigeren kwam niet in me op. Als je over een kuil ging vlogen de maaien er uit. Gruwelijk. Wel mocht ik dan voor die 70 à 80 cent later naar Roeterdink gaan, op de Hoofdstraat . En 7 of 8 tompouzen kopen voor een dubbeltje per stuk. Ze waren heerlijk en groot, maar liever had ik geen tompouzen als me die schande bespaard was gebleven van die botten.
Hele zondagen zwierf ik met de kinderen 's middags ook in het houtjesbos daarachter. 's Zondagmiddags was ik z.g. vrij, maar dan was het: "Dina, kom je 's middags ook dan kook ik chocolapudding voor jou." Nu, ik was er dol op dat wel, maar altijd met die kinderen op stap . . . Zij gingen dan op stap met kennisen of naar de voetbal; bah, ik was zo'n jaknikker. Zeventien was ik toen ik er wegging, maar wel van de regen in de drup.

Toen kwam ik op de Brinklaan te werken. In "de stulp" voor 5 gld. per week. En daar hadden ze gauw in de gaten dat het best anders kon: 's morgens bij de weduwe van Maren en toen delen: 's middags bij de schoondochter op de Vlijtseweg, de koperfabriek. Die hadden een groot oud huis. Zij was een Duitse en wel hartelijk en niet lastig, wel hard werken. De gehele was, alle kamers als een werkster schoonhouden en toen ving ik van elk een riks in de week.