Startpagina | LINKS | CONTACT

Voor het eerst naar school

April 1920

Dina zat aan de tafel. Ze kon geen hap naar binnen krijgen, want ze ging voor 't eerst naar school: angst, vreugde, onzekerheid, dit alles speelde een grote rol in haar tot nu toe beschermd bestaan. Moeder nam haar bij de hand. Ze kreeg deze keer een heuse zakdoek, anders waren het maar lapjes van een gescheurd hemd of laken. "Doe 'm in je naadzak" zei mamme. Ook alweer zo iets moois. Wat was ze al groot, een echte zak met zakdoek, snoepje en tol. In de hand de griffeldoos met leuke plaatjes en de sponsdoos, ook met mooie figuurtjes er op. De doek had ze om. Een jas had ze niet, maar de sjaal was warm en 't ondergoed ook. Voor arme mensen was dit de mode en 't was ook al april. Ze stapten het bruggetje over het Hofpad door, staken de Brinklaan over de Nieuwstraat in, het was niet ver. Rechts had je de Mariastraat al. De onzekerheid nam toe bij Dina. Klam lag het handje in moeders stevige hand. "Niet bang zijn" troostte ze. "Denk eens aan, je kunt gauw lezen en schrijven en 't is zo weer twaalf uur en je krijgt twee cent extra."
Alle bijzonderheden of nare dingen werden gehonoreerd met twee centen: de kleine vreugde na prestatie's vaak.
Twee grote hoge hekken doemden op. Ach alles was zo groot. De school, het plein, de klassen zelfs. De schooljuffrouwen en meester waren impossant in Dina's ogen. Nu moest moeder weg. Angstig klemde ze zich aan mamma vast. Zacht maakte de moeder zich los. "Kom maar meisje" sprak de moeder zacht. "Als je weer thuiskomt heb ik wat voor je." Dina liep gedwee het schoolplein op. Gehoorzamen was een tweede natuur geworden. Pappe eiste dat, hier zou het wel hetzelfde zijn. Ze gaf juf een hand en schoof de grote gang in. Verloren bleef ze staan. Het plezier om te leren lezen was geheel weggevaagd. Alles was vreemd. De das en de muts gingen aan de kapstok, de klompjes er onder. Wie schoenen had mocht ze aanhouden. Zij mocht altijd net als de andere zusjes en broertjes 's maandags de schoenen aanhouden van mamme. Omdat het nog een klein beetje zondag was. De moeder hield van "de kleine vreugden des levens", maar ze heeft misschien nooit geweten hoe groot die kleine vreugden in het leven van de kinderen waren. De twee centen 's maandags en de schoenen waren voor de kinderen na de vrije zondag een pleister op de wonde van de gehele week stilzitten en lezen.
Dina werd in de bank gezet. Het kind naast haar had ook een mooie strik in 't haar, ook een gesteven schortje voor en ook schone handen. Maar wel de klompjes aan. Dat zag Dina zo toen ze naar beneden keek en ze voelde zich een beetje naar waarde stijgen.
Alle kinderen zaten nu. De juf het haar netjes en glad en in 't midden gescheiden, van achter een knot, tikte hard en vinnig op de lessenaar: "Zo kinderen, nu ga ik jullie eerst een liedje leren." Sommige kinderen zeiden het haar hardop na. Dina fluisterde maar zo'n beetje voor zich heen.
Bang was ze. Bang voor de juffrouw, de kinderen, het grote schoollokaal. De tijd kroop om. Eindelijk was het kwart voor elf: speelkwartier. Daar, stil in een hoekje keek ze het rumoer eens aan. Overweldigend kwam het op haar af. De kinderen uit de hogere klassen stoeiden om haar heen. In paniek kroop ze verder naar de muur. Hunkerend verlangde ze naar mamme. De bel ging. Netjes in de rij marcheerden de kinderen weer naar binnen. Welke bank zat ze nu ook alweer? Gelukkig herkende ze het meisje dat naast haar zat. Vlug schoof ze naast haar, te verlegen om tegen het kind te praten. Maar die begon al: "Hoe heet je? Ik heet Stien".Ze leerde vlug lezen. De juf vertelde de kinderen dat ze elke dag drie verschillende letters uit de de krant moesten knippen en dan zo veel mogelijk. Luciferdoosjes vol knipte Dina. Toen vormden de kinderen woordjes: Aap, Noot, Mies. Apetrots was Dina, toen er regeltjes te voorschijn kwamen: de aap eet een noot. Teun loopt naar het schaap. Does moet in zijn hok. Toen ging er een wereld voor haar open. Stien stuntelde wat met de woordjes, kon ze niet goed op hun plaats zetten. "Dina" fluisterde ze, "hoe moet dat?" Dina gaf antwoord. "Wie praat daar", vroeg de juffrouw streng. "Dina, ga jij in de hoek staan, handen op de rug." Nu stortte de hele wereld in elkaar. In de hoek!! Wat een schande! Bevend over al haar leden en tranen langs haar neus, een eenzaam zielig persoontje. Het kwam niet bij haar op dat ze feitelijk niet zo veel schuld had. Ze dacht zelfs dat ze door en door slecht was en dat ze nooit meer goed op haar zou worden, die strenge juffrouw. Schoorvoetend ging ze weer naar haar plaats terug, toen de juffrouw het sein gaf. De pret was van 't lezen af en bedroefd schoof ze later uit de bank, gooide rustig haar dasje om haar nek en de klompjes aan. Gelukkig was het woensdag, 's middags geen school. Ze durfde de juffrouw haast niet meer onder de ogen te komen.