Startpagina | LINKS | CONTACT

Weinig auto's

Weinig auto's

De Hofstraat in 1926 nog landelijk gelegen - al lag die in 't centrum - was voor de kinderen toen een waar paradijs. Je kon er heerlijk verstoppertje spelen, hinkelen, knikkeren, verlosje, touwtje springen, enz. Midden op de weg. Auto's zag je er nog nauwelijks. Die er waren gingen meest over de Brinklaan. Paard en wagens wat meer, maar het allermeest, trekkarren met één of twee honden eronder. Ook driewielers met bakkerskar, fietsen met grote manden voorop. De jongens, meestal van een jaar of veertien, haalden allerlei kunsten onderhand uit daarop. En meestal fluitend baanden ze zich een weg door het verkeer. Meisjes van dezelfde leeftijd liepen met hoedendozen "op zicht" bij de betere gesitueerden aan de bel te trekken. Dan moest je aanbellen en dan van de stoep afgaan en daar wachten tot het een dienstbode behaagde de deur los te doen. Nu was wel niet iedereen zo, maar 't hoorde wel bij "de opvoeding". Nederigheid, dienstbaarheid, gehoorzaamheid, dat werd je met de paplepel ingegoten. Vader was niet nederig. Moeder wel. Al was er geen hemel, dan kwam zij er nog. (Nou ja...)
Marietje had pianoles. Louis H., een beschaafde aardige jongen, die vioolles had genoten van vader, was later pianist geworden en daarna pianostemmer. Die stemde onze piano. Nou ja, zo goed en kwaad als het kon, want wat had het ding helemaal gekost? 17,50 gld. Het zou nu een stuk voor een museum zijn, maar tussen de oude antieke stoelen (nu niet te betalen) stond het helemaal niet gek. Trouwens niemand lette er op.
Dina moest vaak naar van Gerrevink, vragen of ze een oud kleed hadden voor de stenen vloer. Nu voor zestig á tachtig cent was je de man.
Maar het kleed was er dan ook naar. Maar een "kniesoor" die daar op lette. Het werd boven op het andere nog slechtere gelegd en ziedaar: vaak trof je het dan dat ze elkaar bedekten; ook wel eens niet, maar daar ging wel weer een oud stuk overheen. En 't was zelfs zo, dat we verrukt de kamer binnenkwamen en juichten: "Hef moeder een nieuw kleed é koch!" En we meenden het ook nog. We bewonderden de patronen er op, in zoverre ze nog te zien waren en moeder zat innig tevreden te genieten, meer als iemand nu met z'n Pers of wollen vloerbedekking.Nooit hebben ze in die jaren eens iets nieuws kunnen kopen. Niemand treurde erom, maar Dina had altijd een gruwelijke hekel om het te vragen. Het stonk er altijd verschrikkelijk in die lompenzaak van v. Gerrevink.
Zodra ze die ruimte inkwam zag ze de levenloze katten er liggen. Je kreeg er een kwartje voor, dat wist ze van die opgehangen kat die haar oudste broer er naar toe had gebracht.
Moeder was nog blij met het kwartje, allicht, al had ze medelijden met het dier gehad. Maar het geval lag er toch . . .Vader vroeg niet aan moeder of het mocht hij deed het gewoon.